Door het glas kijk ik naar het kindje. Wat is het mooi. De weerloosheid van een pasgeborene straalt er vanaf. Gitzwarte haartjes, bruin huidje. Handjes met perfect gevormde nageltjes. Mijn zoon.
Zwoegend om zuurstof binnen te krijgen. Bij iedere nieuwe teug het borstje diep naar binnen. Om de haverklap het alarm van de machines: te weinig zuurstof, te hoge hartslag, stokkende ademhaling. Waar ik ook kijk, overal slangetjes en naalden. En te zien aan de blauwe plekken en prikjes, is het ook niet altijd gelijk goed gegaan.
Een klomp verdriet heeft zich in mij vastgezet. Dit, de strijd om het leven, had ik hem zo graag bespaard. Hoort een pasgeborene niet heel dicht bij zijn moeder te zijn? Huid tegen huid? Haar geur in zijn neusje. Haar stem in zijn oortjes?
‘Ik vraag U niet mijn kinderen alle leed te sparen.’ Hoe vaak heb ik dit niet gezongen? In ieder geval alle eerste schooldagen van onze oudste drie. Het hielp mij de dag door. Het troostte mij. Maar wat zou ik het nu graag anders zien. Een gezond, sterk kindje.
Zoveel leed
Rondom ons zoontje hing een wolk van hoop. De prognoses waren positief. Hoeveel ouders hebben er al bij het ziekbed van hun kind gestaan? De meterslange kanker-behandelketting als stille getuige van het vele lijden. Hoeveel ouders hebben hun kind gepest zien worden? Hoeveel ouders hebben de strijd moeten leveren met negatieve zelfbeelden, psychische problemen? ‘Ik vraag U mijn kinderen ALLE leed te sparen.’
Is het verkeerd om die wens voor je kind te hebben? Is het niet iets wat in de schepping is gegeven? De pijn van het baren, de vreugde erna om het nieuwe leven. De Heere Jezus gebruikt zelfs het voorbeeld van een moeder die onmogelijk haar zuigeling kan vergeten. Is er iets dat dieper gaat dan de moeder (ouder)-kind band? Ik denk aan de moeder van prins Abia die zich vermomt om aan de profeet Ahia de prognose van haar zieke zoon te vragen. Rebekka die een weg van leugen en bedrog in slaat om haar kind het beste te geven. En wordt er tegen Maria niet gezegd dat er een zwaard door haar ziel zal gaan?
Maakbaarheid
Ik vraag me af, zou het kunnen dat pijn en lijden vroeger meer bij het leven hoorde dan nu? Denk eens aan al die kinderen die met lege magen naar bed moesten. Al die ouders die een kind naar het graf droegen. Al die moeders die stierven in het kraambed.
Kan het zo zijn dat er zoveel in onze wereld maakbaar is, dat we soms vergeten dat we ná Genesis 3 leven en daar de gevolgen van moeten dragen? Dat we eigenlijk verleerd zijn om te rekenen met pijn en lijden? En daarom helemaal van slag zijn als het ons overkomt?
Ik vraag U mijn kinderen alle leed te sparen. En dan? Wat als dit verhoord wordt? Hun leven zal zeker aangenaam zijn. Makkelijk. Maar hebben ze dan ook geleerd dat het leven eindig is? Een damp? En dat ze geboren zijn om hun Schepper te eren? Zijn deze lessen niet beter te begrijpen als je moeite, pijn en verdriet moet ondervinden? Om dan te vluchten naar Hem, de Heere Jezus, Die de oorzaak van ons pijn en verdriet: de zonde wil wegnemen. Die ons in alles zo goed kan begrijpen? Die het Fundament in ons verdriet wil zijn. Die troost wil geven. Die eenzaamheid wegneemt. Die wonden heelt. Onze schuld wil betalen met Zijn bloed?
Daarom toch, ook al is het met een gebroken stem: “Ik vraag U NIET mijn kinderen alle leed te sparen. Maar weest Gij WEL hun troost, als ze eenzaam zijn en bang.”
Gefeliciteerd met jullie zoontje. Veel sterkte in de weg die jullie mogen en moeten gaan. Gods zegen toegebeden.
Amen! Wij zijn verleerd dat lijden bij het leven na de zondeval hoort. En dat lijden bik liefhebben hoort. Als onze kinderen dan maar een Toevlucht hebben.
Een verberging tegen den wind, een schuilplaats tegen den vloed, waterbeken in een dorre plaats, een schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land.
Raak!
Zo herkenbaar. Door een diepe weg moeten leren dat onze kinderen leenpanden zijn. We mogen ze ‘slechts’ aan de hand nemen om hen te leiden tot Christus! En wat komen we daar dan veel in tekort!