Het is de week van de opvoeding.
En de week tegen eenzaamheid.
Stof genoeg om een artikel over te schrijven.
Want opvoeden doen we elke dag, met vallen en opstaan.
En als christenen willen we mensen nabij zijn, eenzaamheid tegen gaan.
Omdat ieder mens van waarde is.
Toch heb ik vandaag iets anders op mijn hart.
Iets waar ik steeds weer tegenaan loop.
Een vraag die ik je wil stellen:
Wie is de Heere Jezus voor jou?
Week na week schrijven we bemoedigende blogartikelen.
Artikelen met Bijbelteksten en beloften.
Moeders bedanken ons. Mensen voelen zich bemoedigd.
En ik vraag me af: ‘Wie is de Heere Jezus voor ons, mama’s?’
Want wat heb je aan een bemoediging in je moederschap, als je hart niet recht is voor God?
Wat heb je aan een troostvol woord als je niet geborgen bent achter het bloed?
Wat heb je aan een schouderklopje als het oordeel wacht?
Wat helpen rijke Bijbelteksten als ons hart gesloten is?
Waarom zouden we Christus wel als onze Helper en Vader willen hebben, als we Hem niet als Koning nodig hebben?
Het is een waarheid die me bezig houdt. Een waarheid die niet prettig klinkt. Buiten Christus is God een verterend vuur.
Er is een verandering nodig in ons hart.
We kunnen niet leven zoals we geboren zijn.
We kunnen onszelf en onze kinderen niet opknappen.
We kunnen onszelf en onze kinderen geen christenen maken.
We kunnen de zonde niet afleggen als ons hart niet vernieuwd is.
We kunnen niet heilig leven als we niet rechtvaardig zijn in Hem.
Omdat Hij met Zijn bloed betaalde.
Omdat Hij die weg gegaan is die wij verdienden.
Omdat Hij het diepste lijden doormaakte voor ons, vijanden.
Omdat wij zonder Hem voor eeuwig verloren moeten gaan.
Geloof je dat?
Er zijn veel woorden aan te geven.
Bekering. Geloof. De Heere liefhebben. Op Hem ons vertrouwen stellen.
Ik las in “het ABC des geloofs” van Comrie eenendertig Bijbelse benamingen van het zaligmakend geloof. Aanhangen, betrouwen, komen, verwachten. Het kan verschillend beleefd worden. De Heere werkt langs verschillende wegen in mensenharten.
Maar hoe is het in jouw hart?
Leef je nog voor jezelf? Of mag je door Gods vernieuwende genade een Ander toebehoren?
Bedenk eens hoe het voor jou zal zijn als de Heere Jezus morgen terug zou komen op de wolken van de hemel. Bazuingeschal, een allesoverheersende gewaarwording. De Koning komt!
Roep jij het dan, ondanks al die bemoedigingen onderweg uit: ‘bergen val op ons!’
Of strek je je met een reikhalzend verlangen uit naar Hem, Die jou heeft liefgehad met een eeuwige liefde?
Als je dat verlangen naar Hem niet kent, ben je in levensgevaar.
Moet je dan moedeloos zijn?
Dat zeker niet!
Want behalve tijdelijke troost staat de Bijbel vol met woorden van eeuwige zegen.
Genade, overvloedig.
Voor de grootste van de zondaren.
God Zelf zegt het: Wendt U naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer (Jes. 45:22).
Een bruiloftskleed
Wandel je nog op die brede weg?
Probeer je daar je leven te leiden zoals het op de smalle weg zou moeten zijn?
Grijp je de bemoedigingen aan die de Heere sprak voor hen die op de smalle weg zijn?
Dan ben je als die man in de gelijkenis die zonder bruiloftskleed de feestzaal binnen kwam.
In het ‘ABC des geloofs’ van Comrie is het eerste woord dat hij behandelt ‘aandoen’, n.a.v. Galaten 3:27: Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Comrie onderscheidt drie klederen die eerst afgelegd moeten worden, voordat Christus aangedaan kan worden. Hij schrijft over:
- Een grof bovenkleed van zonde en ongerechtigheid.
- Een fijner kleed van burgerlijkheid (een nette buitenkant, om door anderen daarmee gezien te worden)
- Een fijn lijnwaad van eigengerechtigheid. Dit kleed wordt volgens Comrie ‘dicht op de huid gedragen’. Men gelooft zelf min of meer in zijn goede bedoelingen voor de Heere. Als voorbeeld noemt hij de rijke jongeling, of Saulus die volgens de wet onberispelijk leefde (Filippenzen 3:5,6), maar zonder Christus.
Alledrie deze klederen moeten worden afgelegd.
Misschien ben jij je er niet van bewust dat je ze draagt.
Daarom moeten we onszelf biddend onderzoeken.
Laag voor laag afpellen.
Vragend om het licht van Gods Geest.
Echte rijkdom
McCheyne schreef er zo treffend en herkenbaar over:
Eens was ik een vreemd’ling voor God en mijn hart.
Ik kende geen schuld en ‘k gevoelde geen smart.
Ik vroeg niet: “Mijn ziele, doorziet gij uw lot?
Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?”
Al sprak daar een stem uit de heilige blaân
van ‘t Lam, met de zonden der wereld belaân,
ik zocht bij de kruispaal geen veilige wijk,
‘k stond blind en van verre, in mij zelven zo rijk.
Ik deed als Jeruzalems dochters weleer,
ik weend’ om de pijn van mijn lijdende Heer,
maar dacht er niet aan, dat ik zelf door mijn schuld
Zijn kroon had gevlochten, Zijn beker gevuld.
Maar toen mij Gods Geest aan mij zelf had ontdekt,
toen werd in mijn ziele de vreze gewekt.
Toen voeld’ ik wat eisen Gods heiligheid deed.
Daar werd al mijn deugd een wegwerpelijk kleed.
Toen vlucht’ ik tot Jezus. Hij heeft mij gered!
Hij heeft mij verlost van het vonnis der wet!
Mijn heil en mijn vreugd’ en mijn leven werd Hij.
Ik boog m’, en geloofd’, en mijn God sprak mij vrij!
Zoek de Heere terwijl Hij te vinden is.
Bidt om het werk van Gods Geest in je hart.
Klop en roep het uit: ‘doe mij open!’
Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden (Matth. 7:8).
Indringend artikel. Maar het is wel de enige vraag in ons leven die er écht toe doet.
Ik ben het helemaal met je eens, Elise. De Heere Jezus vraagt ons hele hart, Hij wil Koning zijn in ons leven en wat zijn we gelukkig als we Hem mogen kennen. Maar het uitzien naar de wederkomst vind ik moeilijk. Mijn (klein)kinderen moeten nog bekeerd worden en ook de Heere Jezus leren kennen als hun Borg en Middelaar. Dat is mijn dagelijks gebed, dat ze Hem mogen kennen vóórdat Hij wederkomt. En ook zoveel andere mensen kennen de Heere nog niet. Zij moeten óók gered worden. Ook moet ik belijden dat ik zelf nog vaak teveel vast zit aan dit aardse leven. Dan denk ik aan het lied van ds. Van Lodenstein: “Hoog omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet….”