Daar stond hij. Op de preekstoel. Inmiddels al bijna zeventien jaar geleden. Een oude man, een dienstknecht van de Allerhoogste Koning. Het was Hemelvaartsdag. Hij preekte over Romeinen 8 vers 34: Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt.
Ik herinner die dag als de dag van gisteren. Hij was vervuld van het hemelleven! Vol van Christus en Zijn heerlijkheid. Het leek wel als of hij zelf een ogenblik opgetrokken was geweest in de hemel en ons hierin mocht laten delen. Hij bleef oproepen om te zoeken de dingen die boven zijn, waar Christus is. En dat Hij daar voor al Zijn kinderen een plaats aan het bereiden is. Wat sprak er een heimwee uit om straks voor eeuwig thuis te mogen komen. Een onvergetelijk anderhalf uur in de kerk.
Vier maanden later werd hij van zijn aardse post verlost en mocht hij eeuwig juichen voor Gods troon. En mij hiertoe door U bereid, opnemen in Uw heerlijkheid (Psalm 73:12 berijmd).
Nog steeds denk ik vaak aan deze preek terug. Zeker op Hemelvaartsdag. Wat een spiegel heeft hij mij voor gehouden. Om de pinnen van mijn aardse tent niet zo vast te slaan, maar onze ogen te richten naar boven, vanwaar wij Hem verwachten. Met een gróót verlangen.
Guido de Brès
Ik ken nog iemand die ook zo hemelsgezind mocht zijn. Guido de Brès, de opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hij zegt in zijn laatste artikel:
De gelovigen en uitverkorenen zullen gekroond worden met heerlijkheid en eer.
De Zoon Gods zal hun naam belijden voor God, Zijn Vader, en Zijn uitverkoren engelen;
alle tranen zullen van hun ogen afgewist worden. (…) Daarom verwachten wij dien groten dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onzen Heere.
Henoch
Ook Henoch kende dit verlangen. In Genesis 5 wordt een heel geslachtsregister genoemd. Steeds staat na de naam de drie volgende veelzeggende woorden geschreven: ‘En hij stierf.’ Behalve van Henoch. Over hem staat in vers 24 totaal iets anders: Henoch dan wandelde met God; en hij was niet meer, want God nam hem weg.
Deze man heeft een hemelsgezind leven gekend. Hij was een vreemdeling op aarde. Een pelgrim op reis naar de Godsstad. Hij wandelde zo dicht bij de Heere dat hij, zonder de dood gezien te hebben, opgenomen is geworden.
Bij de wolk van getuigen waarover in Hebreeën 11 gesproken wordt, wordt zijn naam ook genoemd. Die wolk van getuigen staan voor ons in Gods Woord als een aansporing. Er zijn er zoveel voorgegaan op weg naar het hemelse Jeruzalem. Zal ik ook in die voetsporen mogen gaan? Die tot Hem komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken (Hebr. 11:6). Maakt het leven van Henoch mij inderdaad jaloers? Zijn wandel was hier op aarde als het ware al in de hemel. Hij zocht niet de dingen die op aarde waren, maar de dingen die boven waren. In alles betrok hij de Heere. Niets doen, zonder Hem, maar alles doen met en voor Hem. Dat is het leven van Henoch geweest.
Christus Zelf
Hierin is Christus ons tot het grootste Voorbeeld geweest. Hij heeft het gezegd: Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?’ (Luk. 2:49). Heel Zijn leven op aarde heeft Hij dat gedaan wat de wil van Zijn Vader was. Hoe vaak zocht Hij niet de eenzaamheid op om tot Zijn hemelse Vader te kunnen bidden? Zie Hem lijden in de hof van Getsemané. Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan! doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt (Matth. 26:39). Toen Zijn werk op aarde volbracht was, mocht Hij als Zijn Kind weer terug naar Zijn hemelse Vader. Om daar aan Zijn rechterhand voor altijd onze Voorbidder te zijn.
Voor de discipelen deed het pijn dat de Heere afscheid nam. Ze keken naar Hem tot ze niet meer zagen. Maar Christus had gezegd: Het is u nut dat ik wegga (Joh. 16:7). Eigenlijk zegt Hij dat Hij met Zijn heengaan nog dichterbij wil komen en blijven. Wat bijzonder! Lees het maar in de Heidelbergse Catechismus: ‘Christus is naar Zijn menselijke natuur niet meer op aarde, maar naar Zijn Godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij nimmermeer van ons.‘
Beschamende lessen voor een moeder
De Heere is eigenlijk altijd heel dicht bij ons. Ervaar ik dit ook zo? Besef ik dat de Heere mij overal ziet en hoort? Ook op die dagen dat ik mijn ogen misschien wel naar beneden heb geslagen. Vervuld door aardse zorgen en beslommeringen. Maar de ogen moeten omhoog. Verwachtend. Vanwaar al mijn hulp zal komen, omdat Hij voor al Zijn kinderen een Voorbidder is, aan de rechterhand van de Vader. Daarom mag ik met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade. Leef ik voldoende vanuit dit besef? En draag ik dit ook uit aan mijn kinderen dat Hij een hoorder van het gebed is? En wij grote dingen van Hem mogen verwachten?
Zien zij een biddende moeder die al haar zorgen en noden bij de Heere neerlegt? Ben ik een identificatiefiguur voor mijn eigen kinderen? Net zoals de wolk van getuigen in Hebreeën 11? Zien mijn kinderen hoe ik met en voor de Heere verlang te leven? Zien zij dat ik een pelgrim ben, verlangend naar de stad die boven is?
Christus is naar de hemel gegaan, om Zijn Geest te zenden naar deze aarde. Die Geest die ook krachtig wil werken en wonen in mijn eigen gezin. Bid ik steeds opnieuw of deze Geest ook wil werken en wonen in het hart van ons als ouders en onze kinderen?
Hemelvaartsdag wijst ons erop dat Hij zál wederkomen. Want waar het Hoofd is, zullen ook het lichaam (Zijn kinderen) komen. Hij is bezig om een plaats te bereiden voor al de Zijnen. En ben ík dan bereid? Waakt dan; want gij weet niet, in welke ure uw Heere komen zal (Matth. 24:42).
Bespreek ik de ernst van de eeuwigheid met mijn kinderen en dat iedere dag onze laatste dag kan zijn en vraag ik met grote regelmaat of zij dan bereid zijn? Vraag ik of zij zeker weten of dat Christus ook naar de hemel gegaan is om voor een ieder van mijn kinderen een plaats te bereiden?
Heimwee
Hemelvaartsdag doet mij terugdenken. Aan de oude man op de preekstoel. Wie heimwee heeft, komt thuis! Daar wist Paulus ook vanaf: Onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus (Fil. 3:20).
Hemelvaartsdag zet bij stil. Stil bij waar het werkelijk om gaat in dit leven. Als moeder in mijn gezin. Met beide ogen omhoog.
Niets doen zonder Hem.
Met een groot verlangen uitzien.
Dat is hemelsgezind leven.
‘t Oog omhoog, het hart naar boven!
Hier beneden is het niet:
‘t ware leven, lieven, loven
is maar, daar men Jezus ziet.
Wat men hoor’ of zie op aard,
is ons kost’lijk hart niet waard:
wil men leven, lieven, loven,
‘t oog omhoog, het hart naar hoven!
Jezus, bron der hemelvreugde,
die ons hart eens smaken zal;
wat ons ooit op aard verheugde,
Gij verheugt ons boven al!
Daar Gij ons reeds hier bereidt
voor des hemels heerlijkheid,
waar w’ U eeuwig lieven, loven,
Jezus, trek ons hart naar boven!
Jodocus van Lodenstein (1620-1677)
Mijn favoriete gedicht
Super leuk artikel en mooi dat je dit met ons deelt.
Wat een mooi artikel. Voorbeelden uit de hele Bijbel maar ook vanuit het hier en nu. Treffend dat we door Zijn heengaan juist meer ontvangen! Dank voor deze blik naar boven!