Met haar handen in haar zij staat ze tegenover me. Haar ogen groot van verontwaardiging. ‘U bent de stomste moeder! Andere kinderen mogen dat wel…!’
Ik kijk haar aan. Mijn dochter. Onze kleine prinses. Ons lieve kind. Ons mooie meisje. Wat houd ik van haar. Wat is ze me ontzettend lief en dierbaar. Soms maakt ze me vermoeid, boos of ongeduldig. Als ze voor de derde dag op rij thuiskomt uit school zonder rugtas en beker. Of als haar kamer een dag nadat we die goed opruimden weer bezaaid ligt met de inhoud van haar kledingkast, omdat ze zich vier keer op een zaterdag heeft omgekleed en dan gewoon het onderste shirt van de stapel uit de kast trekt. Als ik weer op een knie naast haar zak om haar te helpen het goed te maken met haar broer of buurmeisje. Haar uit te leggen hoe je met de ander om moet gaan. Soms zakt de moed me gewoon in de schoenen. Hoe, waar moet ik beginnen? Deze bruisende dame moet op een keer ook de maatschappij in. Ik zie zo graag dat ze een leuke, spontane vriendin is voor de meiden in de klas. Misschien moeder worden. Of juf. Een gezin draaien of naast iemand door het leven gaan. Dat ze liefdevol, gelovig haar weg gaat. Maar er moet nog zoveel geleerd worden! En zoveel afgeleerd.
Niet weten hoe het moet
Dan denk ik aan die moeder. Jaren geleden maakte ze zich ernstig zorgen om haar zoon. ‘t Was een lieve jongen, ze hielt zoveel van hem, maar wel een hele stoute. Ondeugend dat hij was. Als kleine jongen plaagde hij graag zijn zusje. Gooide hij allerlei mooie, bruikbare spullen over de rand van de reling van de brug het water in. En vader elke avond maar spullen vissen uit dat water. Toen hij groter werd gebeurde het zelfs dat de politie aan de deur kwam. Maar het was ook die jongen die in de nacht zijn bed uit ging om zijn veel te vroeg geboren zusje een fles te geven, zodat zijn moeder er en keer minder uit hoefde in de nacht. En 35 jaar later is hij zelf vader. Een bewogen, betrokken, liefdevolle, hardwerkende man. Zijn handen, hart en gebed gaan uit naar de zwakkere. De hulpbehoevende. Had deze moeder dit gedacht? Verwacht? Gehoopt zeker! Gebeden, dat ook! Maar vaak wist ze niet goed wat ze ermee aan moest. Wat moest ze zeggen tegen haar zoon als ze wist dat hij weer dingen ging doen waar zij en de Heere verdriet van hadden? Wat moest ze doen als hij weer beterschap beloofde, maar ze wist dat het niet zou gebeuren. Wat moest ze met die tv op de kamer die zo gezegd gemaakt moest, maar het wel erg snel weer deed? Ze wist het niet. Ze deed maar wat. Biddend, dat wel. Ze stamelde wat woorden. Soms werd ze boos, soms deed ze totaal het verkeerde. Soms kwamen te tranen. Soms zweeg ze.
Ik denk aan het verhaal van een andere moeder. Ze kon haar gezin eigenlijk niet zo aan. Haar man zat in de gevangenis. Haar kinderen namen een loopje met haar. Bidden, lezen, huisgodsdienst. Hen niet gezien. Ze kon de strijd niet winnen, het lukte haar niet. Ze droop af, ging op haar knieën en bracht al haar kinderen bij God. Jaren later vertelt haar zoon dit me. Alle kinderen zijn gelovig. Niet omdat ma het zo goed kon. Maar ze hadden hun moeder gezien en gehoord, op haar knieën voor hen. En God had hen Zelf bij Hem gebracht.
Of die andere moeder. Vaak stond ze er alleen voor. Omdat manlief een roeping had. Zeven kinderen groot brengen. Geen idee hoe dat precies moest. Het was een klus. Het lukte gewoon niet. ‘t Was teveel. Te moeilijk. Veel had ze niet eens in de gaten van wat haar kinderen deden of wat er speelde. Er waren kinderen die afdwaalden. De een verder dan de ander. Er waren zorgen. Veel verdriet en pijn. Veel tranen zijn gevloeid, veel gebeden op gezonden. De Heere hoorde. Hij deed het. Hij bracht ze allemaal weer thuis. In het gezin. In de kerk.
Opvoeden is een klus
Opvoeden is soms best een klus, vind je niet? En het zijn lang niet allemaal succesverhalen. Soms ben je het gewoon moe. Elke dag weer die tassen op de keukenvloer. Ze weten inmiddels toch dat dat bord gewoon leeg moet aan tafel? Ze weten nu toch wel dat je geen lelijke dingen over andere kinderen uit de klas wil horen? Waarom toch elke keer weer die ruzies tussen die twee? Maar ook als je de diepe zucht van je zoon hoort als je vraagt wat hij wil zingen na de maaltijd. Of als je dochter voor de derde keer op rij toegeeft niet gebeden te hebben toen ze haar bed uitkwam. Als je ziet dat je zoon afdwaalt. Als ze de kerk en God echt gedag gezegd lijken te hebben. Als je merkt dat hun gedachten en mening zo gevoed worden door de geest van deze tijd.
Opvoeden is uitzien
Onwillekeurig denk ik aan de lezing van ds. Middelkoop op de Elke Dag Nieuw ontmoetingsdag. Over die kramp, die eraf mag. Ik ben niet het middelpunt van de opvoeding. Ik hoef ze nergens te brengen. Meelopen, dat mag ik doen. Een voorbeeld zijn. Een tegenstem laten horen tegen de wereld in. Gods woord laten spreken. En het dan over laten aan onze Heere God.
Wat in mijn hoofd en hart bleef hangen na deze dag was dit: ‘Het beste wat jij je kind kunt geven is een moeder die de Heere liefheeft.’ En ‘wat wil je dat je kinderen zien? Een moeder die met kramp het goed genoeg probeert te doen voor God (alsof dat zou kunnen) of een moeder die beseft tekort te schieten, maar zich op Christus mag werpen?’
Heel mooi, bemoedigend!